De goudschaaltjes van de journalistiek
Het publiek van de omroepen luistert en leest met aandacht voor de taal: van alle klachten die de ombudsman krijgt gaan er heel wat over woordkeus en taalgebruik. Vaak terecht, en eenvoudig aan te passen. Maar soms ligt onder zo’n klacht een andere grief, die met het aanpassen van het artikel of item niet weg te nemen is. De ombudsman staat stil bij een recent voorval.
Slecht formuleren wijst op warrig denken, zo vond de Duitse filosoof Schopenhauer halverwege de 19de eeuw al. Dat zijn klagers over journalistiek taalgebruik vandaag de dag vaak met hem eens. En ze gaan in hun klachten nogal eens een stap verder. Er wordt dan een verband gelegd tussen specifieke woordkeus en ideologie of politieke overtuiging, en van daar is het niet ver meer naar twijfel aan de onpartijdigheid van de nieuwsrubriek of omroep.
Goed bedoeld, verkeerd begrepen
Het gebeurde NOS Nieuws onlangs met een item over Jezidi-vrouwen. Het NOS Journaal van 20 uur berichtte op 3 augustus over een van de vele gruwelijkheden die deze vrouwen meemaken: na alles dat hen al was aangedaan – ontvoering, verkrachting, slavernij – zijn ook nog eens hun kinderen afgepakt. Het item wilde op dit schrijnende aspect de nadruk leggen en gebruikte voor andere verschrikkingen implicieter bewoordingen. Zo werd gezegd dat de vrouwen “tegen hun wil” zwanger waren geworden.
Goed bedoeld maar verkeerd uitgepakt, want het werd door een aantal kijkers verkeerd begrepen. Het was de redactie snel duidelijk dat de bewoordingen als veel te afstandelijk werden gezien. Een NOS-bericht op sociale media stelde diezelfde avond dat hier inderdaad beter het woord ‘verkrachting’ had moeten staan, mensen die per mail klaagden kregen van de hoofdredactie persoonlijk bericht terug, en de ombudsman raadde aan ook voor publiek dat niet twittert of op Facebook zit, een bericht te maken in de Herstelrubriek. Maar dit was voor een aantal klagers niet genoeg.
Een enkeling sprak van een “expliciete vernedering” van de vrouwen waarvoor een bericht op sociale media en in de Herstelrubriek onvoldoende was, want die is bedoeld voor eenvoudige en hiermee onvergelijkbare zaken. Men vroeg om openbare excuses van de NOS of de hoofdredactie, op een even prominente plek als waar het originele bericht was uitgezonden. Een interessante vraag voor de ombudsman, maar die kan dit niet gebieden: haar statuten geven die mogelijkheid niet. In de Nederlandse context zijn hiervoor zelfs bij door de rechter afgedwongen rectificaties geen vaste regels. In België zijn bij het zogenoemd Antwoordrecht wel afspraken gemaakt over plaats, lengte en inhoud van persoonlijk verweer op een bericht in de media. Maar een rectificatie (ofwel: intrekking of aanpassing van een bericht) kent ook daar geen vaste standaard.
Proportionaliteit
Dus houd je een discussie over proportionaliteit. De ombudsman stelt dat een medium vooral niet zuinig moet doen als er iets is fout gegaan: neem je verantwoordelijkheid, en wees daar ruimhartig in. In dit geval meent de ombudsman dat openbaar, op diverse plaatsen en manieren (persoonlijk, op sociale media met een bereik van meer dan een miljoen mensen, in de Herstelrubriek op de website) glashelder is gemaakt dat de woordkeus anders had gemoeten. Hoeveel dieper kan je door het inhoudelijke stof? Vervolgens is het vragen om excuses geen taak voor de ombudsman, en is het al dan niet maken van aanvullende excuses – in welke vorm dan ook – aan een redactie zelf.
Het is praktisch lastig om een eerder uitgezonden bericht aan te passen in een volgende nieuwsuitzending: een behoorlijk deel van je publiek zal niet begrijpen waar het over gaat want men heeft het eerdere bericht niet gezien en blijft daardoor mogelijk in verwarring achter. Wanneer moet je dat voor lief nemen en ga je toch over tot deze vorm? Het is een voortdurende afweging, die een redactie moet maken.
Online is het aanpassen van een bericht een stuk makkelijker, maar nog altijd geen eitje. Ik denk al sinds mijn aantreden met redacties mee hoe ze effectief en blijvend zichtbaar kunnen rectificeren. Er zit ontwikkeling in, zeker bij NOS Nieuws waar met kaders of een soort voetnoten wordt gewerkt, naast de Herstelrubriek en een Journalistieke Verantwoording-pagina. Maar we zijn er nog lang niet, en ook elders in de wereld, bij grote en technisch geavanceerde media, wordt hiermee geworsteld zonder tot een steeds passend format te komen.
Verdoezelen
Volgens andere klagers was bij het NOS-item over de Jezidi-vrouwen helemaal geen sprake van een fout in woordkeus of verkeerde inschatting. De NOS wilde bewust IS-misdaden “verdoezelen” of “goedpraten” en er moesten sancties komen. En al begrijp ik ook nog steeds niet goed waarom het woord ‘verkrachting’ niet werd gebruikt, iets verdoezeld werd hier niet. Als dat de bedoeling was geweest, waarom werd er dan een item gemaakt? Maar de klagers hielden vast aan één verkeerd woord en negeerden de inhoud plus het feit dat er überhaupt gepubliceerd werd. Waarom? Paste het té fijn in het frame van een IS-vriendelijke of wegkijkende nieuwsorganisatie? Die keek nou juist niet weg – en dus tot zover hier de toepasselijkheid van dat frame.
Waarom wind ik me hierover op? Omdat taalkundig scherpslijpen prima is, we moeten immers niet slordig gaan denken. Maar hier werd het gebruikt als excuus voor iets anders: het op oneigenlijke gronden wegzetten van journalistiek werk, het niet willen aannemen dat een fout stomweg een fout, een keuze (heel) ongelukkig en een rectificatie oprecht kan zijn. Het luidkeels toeschrijven van opzet en een dubbele agenda kan dan weer leiden tot (mijns inziens onterechte) aarzeling bij redacties om gevoelige zaken bij de kop te nemen; je werk is immers op voorhand verdacht. Een hoofdredacteur verzuchtte onlangs dat er “deze week letterlijk uren op de redactie is gediscussieerd over het gebruik van woorden als schietpartij, schietincident, aanslag, terroristische aanslag. Voor de zoveelste keer. Tot eenduidige en hanteerbare definities leidde het niet, wel tot irritaties onderling en verwarring. Zeker niet tot het maken van onderwerpen waar ons publiek wat aan heeft, laat staan tot research en primeurs.”
Goudschaal
Het is geen typisch Nederlands fenomeen, ook mijn collega’s in het buitenland leggen woorden en zinnen vaker en langduriger op de goudschaal. Twee recente voorbeelden. Is het overdreven als een Canadese krant na een klacht de redactie aanraadt niet meer ‘wheelchair-bound’ te gebruiken maar ‘person who uses a wheelchair’? Noem eerst de persoon en dan pas de beperking, stelde een lobbyorganisatie, en dan nog alleen als het er voor het verhaal toe doet. De krant nam het over. Spijkers op laag water? Niet voor iemand die ook letterlijk niet bepaald wil worden door een handicap.
En lees dan hier hoe de Amerikaanse publieke radio NPR discussieert over al dan niet gebruik van het woord ‘racistisch’ voor tweets van de president. Om enerzijds te beargumenteren dat een beestje een naam heeft die genoemd moet kunnen worden, en anderzijds dat journalisten het plakken van labels beter achterwege kunnen laten. “Report. Quote people. Cite sources. Add context. Leave the moral labelling to the people affected; to the opinion writers, the editorial writers, the preachers and philosophers; and to the public we serve. We just have to do journalism,” schrijft de chef Diversiteit en Training van NPR; de nieuwsredactie blijft onderwijl gewoon de term gebruiken. Het zal niet het laatste woord zijn dat aan de kwestie wordt gewijd.
Het is je taak als journalist om de beste woorden te kiezen, anders delft je inhoud het onderspit. Maar wordt het een illusie dat we woorden vinden die voor het gehele publiek acceptabel zijn? Ik hoop van niet. Onderwijl moet de zoektocht naar die woorden het journalistieke handwerk niet in de weg gaan zitten. Schopenhauer schreef het al: „Men moet gewone woorden gebruiken en ongewone dingen zeggen.”